Jésus Oversees a Bakery
Het brood of het lichaam
SHORT STORY | NL / EN | JANUARY 2021
Previously published in Seizoenszine (autumn 2023) and performed at poetry nights Eigenzinnig (Arnhem, NL) and De Kraak (Tilburg, NL)
what is real, Jésus or the bakery?
do we eat the bread or the body?
Jésus oversees the bakery. From his Madonna-like spot in the corner the neon pink print looks down on the machines. They bang and chug. Clanking of a dull, unleavened bread on a metal countertop, rhythmic. A lot of metal is needed to make bread, I now know.
Jésus looks fragile, his face sculpted from printed porcelain, neatly tucked behind the frame. We chuckle along in the corner of his inside joke, we feel special. He has already forgiven us, papá would say. (And then he would gesture to heaven with the same hands that whacked and punched the bread in the morning — as if it was his last.)
I don't know who framed Jésus, or why he is in neon pink. It is a strange place for Jésus, high up and on a strange angle. You would think he would have more important places to overlook. And yet he never seems to get impatient. Jésus is of a small size, no larger than two bricks, but when our eyes sting from the clouds of flower his neon pink forehead cuts straight through the yeasting air into our retinas. Would we move him, we would rediscover a humble square of blinking tilework. We would say: huh! How strange we forgot the walls were made of tile. For half an hour or so we would draw smiley faces and our names in the dust of the tiles with our fingers. And then we would make bread again, and the walls would slowly dust back into yeast.
© Merle Findhammer.
wat is waar, Jésus of de bakkerij?
eten we het brood of het lichaam?
Jésus overziet de bakkerij. Vanuit de hoek in de hoogte kijkt de neonroze print van Jésus Madonna-achtig op de machines neer. Ze pompen en zuigen. Geknal van een dof ongerezen brood op een metalen aanrecht, ritmisch. Er is veel metaal nodig om brood te maken, weet ik inmiddels.
Jésus kijkt frêle, zijn gezicht uit uitgeprint porselein gehouwen, netjes achter een lijstje. We zitten vergenoegd in de mondhoek van zijn binnenpretje, voelen ons speciaal. Hij heeft ons al vergeven, zou papá zeggen. (En dan zou hij een kruis slaan, met dezelfde handen die het brood sloegen en mepten in de morgen — alsof het zijn laatste is.)
Ik weet niet wie Jésus daar heeft opgehangen, of waarom hij in neonroze is. Het is een vreemde plek voor Jésus, hoog en in een gekke hoek. Je zou denken dat hij belangrijker plekken heeft om over uit te kijken, maar toch lijkt hij nooit ongeduldig te worden. Jésus is maar van klein formaat, niet groter dan een flinke stoeptegel, maar als onze ogen prikken van de meelwolken brandt zijn neonroze voorhoofd dwars door de gistende luchten heen ons netvlies in. Als we hem zouden verplaatsen, zouden we een bescheiden vierkantje van blinkend tegelwerk terugvinden. We zouden zeggen: hè? Dat we dat toch vergeten waren, dat de muren daaruit bestonden. We zouden voor een halfuurtje of wat lachebekjes en onze namen in het stof van de tegels tekenen met onze vingers, en dan zouden we weer brood maken, en de muren zouden langzaam weer dichtgisten.
© Merle Findhammer.